30 juni, 2025

Ter herinnering, artikel 27 §3 van de Brusselse elektriciteitsordonnantie bepaalt dat:


​“Indien de onder paragraaf 1 bedoelde producenten er niet in slagen hun hele productie te verkopen, is de leverancier die verantwoordelijk is voor het afname- ​en/of injectiepunt, verplicht tot zijn beste aanbod doen voor de aankoop van de electriciteitsoverschottent overeenkomstig paragraaf 1 werden geproduceerd. Het ​mag geen negatief aanbod of nulprijs betreffen.”


Op het eerste gezicht lijkt deze bepaling een obstakel te vormen voor de invoering van dynamische tarificatie, een model waarbij elektriciteitsprijzen – inclusief injectietarieven – elk uur variëren naargelang vraag en aanbod, en zelfs negatief kunnen worden.


Hoe interpreteert BRUGEL dit?


BRUGEL is van mening dat deze bepaling moet worden geïnterpreteerd in het licht van het Europese recht, met name Richtlijn 2019/944 van 5 juni 2019, die de lidstaten vraagt om dynamische tarificatie niet te belemmeren.


Daarom hoeft het terugkoopaanbod vermeld in artikel 27 §3 niet noodzakelijk uur per uur te worden beoordeeld. Het kan op maandbasis worden geformuleerd. Dit betekent dat:


  • Uur- of kwartierprijzen mogen nul of negatief zijn,
  • Zolang het maandgemiddelde (of kwartaal-/jaargemiddelde) van het aanbod positief blijft, wordt aan de wettelijke verplichting voldaan.


Deze interpretatie maakt het mogelijk om de vereisten van het besluit in overeenstemming te brengen met de Europese doelstellingen en tegelijkertijd perioden van incompressibiliteit op het netwerk* te vermijden. Ze weerspiegelt ook de inzet van BRUGEL als actieve speler in de energietransitie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op een evenwicht tussen rechtszekerheid en dynamisme in de sector.

* Perioden van incompressibiliteit verwijzen naar perioden waarin de elektriciteitsproductie veel hoger is dan de vraag, waardoor een overschot aan elektriciteit ontstaat dat moeilijk kan worden geabsorbeerd.